Omstreeks 1400 groeide het gehucht Westbroek uit een nederzetting van ontginners en boeren. De kerk van Sint Jacob in Utrecht liet er een kapel bouwen, die op 6 maart 1457 gewijd werd. De schutspatroon was de heilige Bartholomeus, maar de kleine gemeenschap viel officieel onder de Jacobikerk. Frank van Borssele, de heer van Zuilen, deed een gift op basis waarvan een priester kon worden aangesteld.
In 1467 wilden de dorpsbewoners op de plaats van de kapel een nieuwe kerk bouwen, maar de Utrechtse stadsraad, die het verlies van inkomsten voor de Sint Jacobskerk betreurde, verzette zich. Toch ging de bouw van start.
In 1481 was het schip van de kerk voltooid en werd het gebouw gewijd. Beschermheilige was nog steeds Bartholomeus, maar in de schilderingen die ongeveer dertig jaar later op de muren werden aangebracht, werd deze heilige niet afgebeeld.
Aan het einde van het volgende jaar, op Sint Stevensdag (26 december) 1482, was Westbroek het terrein van een spectaculaire veldslag, waarbij de Utrechtse burgers, die in opstand gekomen waren tegen de bisschop, een smadelijke nederlaag leden. Honderden werden gedood of stierven in het koude water van het veen. Troepen van de bisschop en van de Habsburgers plunderden woningen en brandden huizen plat, maar de kerk, waarin een groot deel van de bevolking van Westbroek gevlucht was, bleef gespaard.
Veel van de energie in de komende jaren werd gebruikt voor het herstel van de schade aan de huizen, maar in het begin van de zestiende eeuw breidde men de kerk uit. Men bouwde de consistorie en hert koor van de kerk, dat opvallend hoger is dan het schip. De toren werd verhoogd en er kwam een nieuwe torentrap. Het resultaat was in grote lijnen de kerk zoals wij hem nu kennen. (Foto D. C. Goosen 2008, het Utrechts Archief)
DAB