Meerdere kranten berichtten in 1876 over de vondst van oude munten in Westbroek. Bij de eerste vondst ging het om een gouden dukaat. De tweede munt werd enige maanden later op een andere locatie gevonden; het was een verroeste penning met de beeltenis van Caesar. Hier afgebeeld een vergelijkbare dukaat in Tylers Museum. (Platenboek behorende bij het muntboek van Pieter Verkade)
Het eerste muntstuk werd bij graafwerkzaamheden gevonden door een dagloner. Volgens geraadpleegde experts zou het gaan om een zeldzame gouden dukaat. De munt was geslagen in de vrije keizerlijke rijksstad Kampen en had een beeltenis van keizer Ferdinand III. De omschrijving luidt Ferd. III D. Gz. I. VnG. Bo. Rex. En MO Avrea Civita Imperi Campen. De dukaat had een gekartelde rand. Op de munt staat een geharnaste ridder met een mijter op het hoofd. In de rechterhand houdt hij een groot kruis en in de linkerhand draagt hij een rijksappel met een kruis erop.
De goudwaarde van de munt schatte men toen op acht gulden en 40 cent. Een vergelijkbare munt is afgebeeld in het bekende muntboek van Pieter Verkade uit 1848, plaat 159, bovenste afbeeldingen. De huidige waarde van deze munt wordt rond 5000 euro geschat.
De tweede munt werd volgens het krantenbericht gevonden bij werk in de tuin van de heer J. Hoewel hij verroest was, was de beeltenis van Caesar met het Latijnse opschrift nog goed te zien. Mollen hadden goed werk verricht door de munt aan de oppervlakte te brengen.
Beide munten werden ter bezichtiging aan koningin Sophie gestuurd. Met een vriendelijke brief gedateerd 13 juli 1876 retourneerde zij de munten. De koningin liet weten het zeer op prijs te hebben gesteld, maar omdat zij geen muntencollectie bezat, wilde zij de penningen niet behouden. Zij hoopte dat de munten gekocht zouden worden door een liefhebber of een museum.
EvdV
Literatuur:
De tijd van 06 maart 1876
Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage van 04 maart 1876