Bekend is dat Groenekan zijn naam afleidt van de herberg die ooit op de hoek van de Koningin Wilhelminaweg en de Groenekanseweg stond. Maar waarom heette die herberg ‘De Groene Kan? [Foto Utrechts Archief, beeldbank nr. 128112, het café-restaurant de Groene Kan tussen 1960 en 1970.)

 

 

Meer informatie

 

Een herberg ‘De Groene Kan’k omt voor  al voor op een kaart uit 1607. (Voor meer over deze vroege herberg: klik HIER). Maar waarom heette dat établissement zo? In 1885 gaf Johan Winkler een toelichting.

Winkler (1840-1916) was op het terrein van de naamkunde een van de pioniers in Nederland. In het genoemde jaar verscheen zijn tweedelige studie De Nederlandsche geslachtsnamen in oorsprong, geschiedenis en beteekenis (Haarlem 1885). Winkler kent daarin drie soorten familienamen: zogenaamde patroniemen (‘vadersnamen’), namen die afgeleid zijn van aardrijkskundige namen en ‘namen van allerlei oorsprong’. Bij de tweede categorie gaat hij in op de naam Groenekan. Winkler schrijft op pagina 362 van het genoemde werk:

 

‘Het eenvoudigste en sprekendste teeken dat men oudtijds als kenmerk van eene taveerne uithing, was eene kan. De geslachtsnamen Kan, De Kan en Van de Can zijn aan dit teeken ontleend. Om dit uithangteeken nog te meer te doen spreken (en lokken), versierde men deze kan ook dikwijls met eenen krans van groen loof, “de groene kan”. Dit teeken vooral was oudtjjds zeer algemeen. Nog in deze eeuw, toen de stad Leeuwarden nog in wallen besloten lag, droeg eene buurt, langs den wal (het bolwerk) zich uitstrekkende, naar zulk eene herberg waar “de groene kan” uithing, den naam van “Achter de groene kanne”. Ook de buurt ‘De Groenekan’, by Utrecht, onder den dorpe Maartensdijk, heeft aan dit teeken haren naam ontleend, even als ook de geslachtsnaam Van de Groenekan daaraan zynen oorsprong dankt. Men liet ook wel de kan achterwege, en hing enkel den groenen krans uit. Dit laatste teeken kwam al spoedig meer in gebruik dan het oude volledige, met de kan.’

 

AD