De nieuwe De Westbroekse watermolen van 1651 functioneerde negen jaar later zeker niet naar tevredenheid. Er werd kennelijk te weinig water afgevoerd naar de Vecht, wateroverlast dreigde. De dorpelingen kwamen in actie. (‘Achtkanten staand-scheprad watermolen’ [Den Haag 1834].)
Een fors gezelschap werd betrokken bij de visitatie van de molen. De slechte bevindingen werden in een formeel stuk ter kennis gebracht van Johan de Casembroot, heer van Rynestein, Willige-Langerak en ter Moere (1625-1682). De Casembroot was lid van de van Utrechtse vroedschap; onbekend wat hij met de Westbroekse molen te maken had.
De schuld voor het disfunctioneren werd in het stuk volledig gelegd bij ‘de heren Van Royen, Van Derk en anderen’, Die waren immers bestuurlijk verantwoordelijk geweest voor het ‘stellen, onderhouden, repareren, ende vermaken’ van de molen. Ze hadden dat echter niet alleen niet goed gedaan, maar ook nog eens ‘buyten consent vande remonstranten in desen’, het dorp Westbroek en zijn bewoners.
Bij onderzoek ter plaatse bleek dat er nogal wat mis was met het scheprad. De visitatie leidde tot de conclusie dat het scheprad door zijn positie te hoog en de makelij onvoldoende was: er moesten dieper stekende schoepen komen. Het lag aan de molen, want er was niets mis met de ‘uútwateringe’ en de uijtschut’.
Westbroeks schout Jan Corneliszoon, de drie schepenen en veertien Westbroekers lieten hun dorpsgenoot en ingeland Adriaen Willemszoon als spreekbuis optreden en hun beklag doen bij de molenmaker. Adriaen werd daarbij echter heel slecht bejegend, ook al had hij zich ‘met alle billijkheid’ opgesteld.
Het verhaal vertelt niet of de voorgestelde verbetering van het water scheppende rad er kwam of niet. In ieder geval moest men in 1682 een nieuwe molen te laten bouwen. Voor de akte van 1660 en de transcriptie daarvan klikke men aan: Westbroek wil een effectieve watermolen -1660.
Meer over de Westbroekse watermolen kan men lezen door HIER te klikken.
AD
Bron:
Utrechts Archief, toegang 241 [fam. Van Reede] inv. nr. 14. ‘Instructie voor het stellen, doen gaan en onderhouden van de watermolen te Westbroek’, opgemaakt door schout en gerecht van Westbroek, voor Johan Casembroot, heer van Rhijnestein, 1660 .