De laatste abt van Oostbroek was de in 1588 gestorven Pieter van Wijk (schilderij uit 1567 in de St. Godelieveabdij te Brugge).
Van Wijk volgde in 1570 Christoffel Albertsz. Roest op, die in 1570 abt werd maar al datzelfde jaar overleed. Van Wijk werd abt in de nadagen van een abdij die in slechte financiële omstandigheden verkeerde.
In 1570 droeg de Spaanse Koning Philips II met de hieronder getoonde brief het Hof van Utrecht op, Cornelis van Muijden te benoemen tot ‘administrateur’ of beheerder van de goederen van het klooster Oostbroek. Tien jaar later was er in Oostbroek geen functionerend klooster meer, was Cornelis van Muijden zijn baan als beheerder kwijt en was de Opstand ook in Utrecht een onomkeerbaar feit geworden.
Al in 1558 had de toenmalige abt Jacob van Baarn kloostergoederen moeten afstoten, zoals Meyenhage. Er gebeurde in die dagen meer wat schadelijk was voor de abdij. Zo werd het gebied van het klooster illegaal ontbost. (Zie de post: Willem van Oranje houdt zich bezig met De Bilt.)
De opvolgers van Jacobus van Baarn stonden vanaf 1570 in feite onder curatele. Het was overigens niet alleen door het gebrekkige bewind van Jacob van Baarn mis gegaan met de financiën van de abdij, maar ook doordat de laatste abten van Oostbroek slechts grip hadden op een beperkt deel van de financiën. Het merendeel van de abdijgoederen werd, als gevolg van schulden, uitgebaat door Utrechtse burgers. Dat was ook het geval in 1570, tot het verschijnen van de brief van Philips II.
De koning stelde, om een eind aan de wantoestand te maken, in dat jaar Cornelis van Muijden aan als rentmeester. Die moest jaarlijks de rekening presenteren en verantwoording afleggen aan het Hof van Utrecht over zijn beleid. Het Hof van Utrecht trad zo namens de koning op als bestuurder van de abdij. In 1574 zou koning Philips II via het Hof van Utrecht de administrateur Cornelis van Muijden machtigen om abdijgoederen te verkopen in de venen bij De Bilt, bij Buren, in het Land van Altena, in de omgeving van Vianen en in Lopik.
In 1580 nam de laatste abt Pieter van Wijk zelf het goederenbeheer van de abdij over. Toen was het Hof van Utrecht niet meer de overheid die over het klooster ging, maar de Staten van Utrecht. In hetzelfde jaar 1580 liet de stad Utrecht de abdijgebouwen slopen.
De tekst van de brief van 1570
We lezen in de afgebeelde brief van 1570 onder meer, vanaf de achtste regel van boven:
‘[Ik Philips II, beveel uw hof], dat ghy tot ter administratie van den convente van Oostbroeck voors[chreven] stelt ende comiteert Cornelis van Muijden [als] procur[ator] [beheerder].
Voert postulerende, mits van hem den behoirlycke eedt, ende bij hem belovende ende weerlyck soeffisante [voldoende] borghe stellende [er vanuit gaande, dat hij een passende eed aflegt en een borg stelt voor de goede uitvoering van zijn werk],
dat hij alle de reditenuen [financiële verplichtingen] des voirs[chreven] convents zal betalen volghende de ordonnancie en instructie die hem (achtervolgend de brieven van atterminatie) [volgens de documenten betreffende de surséance van betaling] by u zal gegeven werden.
Ende op conditie dat hij den voors[chreven] prelaet [de abt] nochte [noch] zyn convente in gheene zaecken geduerende zijne administratie en zal dienen directelycken off indirectelijcken jegens eenighe van de voirs[chreven] reditenuen. U daertoe gevende volcoemen macht ende auctoriteijt by desen.[…] Gegeven in onse stadt van Antwerpen den xxxen Augusti 1570 […]. In de marge was gescreven: Up den xden Septembre 1570 heeft Cornelis van Muijen voor [het] hove verclaert bereijt te zijn [het ambt op zich te nemen, etc.]
AD
U bevindt u op de Rondleiding over de kloosters in De Bilt. Voor het vervolg klik HIER.
Literatuur:
M.P. van Buijtenen en AK. De Meijer O.S.A., Herfsttij over Oostbroeks abdij (Zeist 1990). Merkwaardigerwijs wordt in deze studie niet gerept over de brief die in deze post behandeld wordt. Ook wordt Cornelis van Muijden niet genoemd.
Bron: Utrechts Archief, toegang 85-2, Laurensabdij van De Bilt, nr.7.