Afgebeeld is een tekening van Jan de Jong in De Schaapherder, Een verhaal uit den Utrechtschen oorlog, 1481-1488. Dit boek verscheen in een reeks herdrukken tussen 1893 en 1929. De schrijver was Jan Frederik Oltmans (1806-1854). Hij publiceerde het werk voor het eerst in 1838 onder het pseudoniem J. van den Hage. (De overige afbeeldingen op deze pagina komen ook uit deze uitgave.)
Toen de Utrechters naderden, stonden de ruiters van Jan Van Schaffelaar achter het dorp op den weg geschaard; de ruiterknechten vormden de vleugels, de Schaffelaars dienden als reserve.Toen het gevecht een aanvang had genomen, en het zich liet aanzien, dat hun dienst niet zou gevorderd worden, stegen de Schaffelaars af, en plaatsten zich om de vuren, die zij aangelegd hadden. Zij hadden al gezorgd dat ze hun aandeel van den buit zouden kregen.
Het sterk geromantiseerde verhaal speelt zich af tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, met als hoofdpersoon Jan van Schaffelaar. Ook de Slag bij Westbroek wordt beschreven. Oltmans was een van de bekendste negentiende eeuwse schrijvers van historische romans. Hij slaagde erin om bijna alles over Jan van Schaffelaar verkeerd te hebben. Oltmans schreef dat Jan van Schaffelaar een edelman was, dat hij vocht voor zijn leenheer bisschop David van Bourgondië, dat hij een kasteel De Schaffelaar had en dat hij uit Barneveld kwam.
Jan van Schaffelaar was geen edelman maar een boer. Hij vocht als huurling. Huurlingen waren moordenaars, verkrachters en vooral plunderaars. Hij vocht niet voor bisschop David van Bourgondië maar voor diens neef Maximiliaan van Oostenrijk, de latere keizer van Duitsland. De slag bij Westbroek was een inval uit Holland, waar Maximiliaan de baas was.
Kasteel De Schaffelaar in Barneveld was nog niet gebouwd en toen het later gebouwd werd heette het kasteel de Hackfort. Pas later noemden de eigenaren het De Schaffelaar, omdat er zulke mooie verhalen over die dappere Jan van Schaffelaar werden verspreid. En hij kwam niet uit Barneveld maar uit Leusden.
Over de slag bij Westbroek schreef Oltmans: Het plunderen en in brand steken van het dorp Westbroek en de kerk was het voorspel; het uit hunne hinderlaag te voorschijn springende krijgsvolk was de verrassing, en de ontknooping bestond in den aanval van alle zijden op de onvoorzichtigen, die zich roekeloos gewaagd hadden. […] Burgers en krijgslieden naderden met overhaaste drift het dorp, dat in de venen lag; met dichte drommen trokken zij voort over de velden en wateringen, die met een dikke ijskorst overdekt waren. Zij vervulden de lucht met hun dreigend geschreeuw en het kletteren hunner wapens; maar toen zij het dorp bereikten, en zich verwonderden, dat de vijand hen had durven afwachten, en zij met onstuimigheid den aanval deden, hoorden zij achter zich en aan hunne zijde het dof gerommel der trommen. Zij bevonden zich tegenover het grootste gedeelte van het leger; het treurspel naderde nu zijn ontknooping, en het bloed van zoovele echtgenooten en vaders begon de spiegelgladde ijskorst met purperkleurige vlakken te verven.
Onze nationale held Jan van Schaffelaar was een van de mannen die in Westbroek huizen plunderde en in brand stak, maar voor Oltmans was hij een held. Oltmans wilde hem een mooi karakter geven en hij schrijft dan ook: Jan van Schaffelaar trok door het smeulende en rookende dorp Westbroek, en zag met leedwezen, hoe het vuur de huizen en het kerkgebouw in de asch legde. Het was opnieuw een dorp van het bisdom, dat de bondgenooten van heer David hadden verwoest. Zo gaat dat met helden.
AD en DAB
Bron: de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, DBNL: https://www.dbnl.org/tekst/oltm001scha01_01/
Zie ook op deze site: De slag bij Westbroek
Literatuur:
J. van den Hage (ps. van J.F. Oltmans), De Schaapherder, een verhaal uit den Utrechtschen Oorlog 1481 – 1483, Amsterdam 1838.
D.A. Berents, Jan van Schaffelaar, Tekst en uitleg, Soesterberg 2017.