Uit de middeleeuwen zijn geen beschrijvingen van de dorpen in de huidige gemeente De Bilt bewaard gebleven. Dat is niet vreemd, want het reizen was moeizaam en gevaarlijk en men reisde niet voor zijn plezier, maar voor zaken, voor bestuur, voor de kerk of een andere noodzaak. Weinig mensen waren gewend hun belevingen op te schrijven en veel bronnen zijn verloren geraakt. Daarbij waren de dorpen nog klein. De Bilt werd vooral beschouwd als een plek waar je doorheen kwam als je naar Utrecht ging omdat het gehucht aan de beroemde Biltse Steenstraat lag.
Wel werden Westbroek en De Bilt genoemd in kronieken. Dan waren het plekken waar krijgsverrichtingen plaatsvonden zoals de slag bij Westbroek of het plunderen van kloosters. Het bestaan van de dorpen werd als bekend beschouwd en ze werden niet beschreven.
Vanaf de zestiende eeuw hebben we wel beschrijvingen, maar dat waren veelal commentaren bij verzamelingen kaarten of prenten. De nadruk lag daarbij op informatie over historische gebeurtenissen. Ludovico Guiccardini maakte een fraai boek met kaarten en stadsgezichten. Hoewel De Bilt niet is afgebeeld, beschreef hij wel de kloosters. De Atlas Schoemaker is geen atlas in moderne zin maar een onuitgegeven verzameling prenten, waarbij de verzamelaar commentaar heeft geschreven.
Wel heeft een enkele reiziger een korte beschrijving van de Steenstraat gegeven. Orazio Busino was de kapelaan van de Venetiaanse gezant Pietro Contarini, die in 1617 door ons land reisde op weg naar zijn standplaats Londen. Hij reed daarbij via De Bilt naar Utrecht. Het verslag van Busino is een goed voorbeeld van de reisverhalen van de gezanten uit die tijd.: ‘Om 24 uur kwamen we aan in de met keien bestrate voorstad van Utrecht, die langer dan een mijl is en de ellendige wagens lieten ons de sterretjes zien.‘
Hij reisde dus met een wagen, zoals zijn tijdgenoten wel vaker deden. In de zestiende, de zeventiende en de achttiende eeuw maakte men vakergebruik van koetsen en reiswagens dan daarvoor. Rijden was wel sneller dan het reizen met de trekschuit, maar het was ook veel duurder. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw waren er postwagendiensten die reden met regelmatige dienstregelingen. Diligences, die een stelsel van veren hadden, werden pas ingevoerd tegen het einde van de achttiende eeuw.
Gewone mensen reisden vaak te voet. Afstanden werden uitgedrukt in ‘uren gaans’: hoeveel uur je tussen twee plaatsen moest lopen. Een uur gaans was ongeveer vijf kilometer.
DAB
U bevindt u op de Rondleiding Reisbeschrijvingen en Reisgidsen. Voor het vervolg klik HIER.