Dit is de Rondleiding Misdaad in De Bilt. Om terug te gaan naar het begin, klik HIER.
In mei 1928 constateerden inwoners van Maartensdijk dat het huis van de ongehuwde Wulfert Floor aan de Voordorpsedijk in brand stond. Doordat de brandweer snel ter plaatse was, kon men vaststellen dat het om moord ging. De Maartensdijkse burgemeester C. van der Voort van Zijp ging aan de slag, maar kon ondanks grote inzet de verdachte niet tot een bekentenis brengen om de moord officieel op te lossen. Foto hierboven: een boerderij aan de Voordorpsedijk in het begin van de twintigste eeuw. (Maker onbekend. Het Utrechts Archief) Onderaan: een jachtgeweer. (Amsterdam Museum)
In mei 1928 ontdekten enkele boeren ’s morgens vroeg dat het huis van Wulfert Floor in brand stond. Ze stuurden een boerenjongen naar de politie om de brandweer te waarschuwen. Deze was snel ter plaatse. In het voorhuis was niemand, maar op de deel bij de achterdeur lag het lichaam van Floor. Bij het bekijken van de dode man ontdekte men een grote hoofdwond op het achterhoofd. Ook lag er naast de overledene een dubbelloops jachtgeweer dat niet zijn eigendom was. Omdat het er verdacht uitzag, stelde de politie een onderzoek in.
Het geweer behoorde toe aan een inwoner van Blauwkapel. De man werd opgepakt en ondervraagd. Hij ontkende ten stelligste, iets met de moord te maken te hebben. Tijdens een strooptocht met twee anderen had hij het geweer in een takkenbos verstopt toen ze de rijksveldwachter zagen aankomen. Twee dagen later was het geweer verdwenen. Uit de verklaring van de tweede stroper bleek dat hij het geweer had opgehaald en aan een ander had verkocht. Die heette De Bruin.
De dag na de brand gingen de dorpsveldwachter en een politiefotograaf naar het huis van Floor. Daar meldde zich een man die beweerde dat hij de executeur testamentair van Floor was. Hij vertelde dat Floor zijn vermogen had nagelaten aan zijn stiefdochter. Beide heren vertrouwden het niet en brachten de man naar de burgemeester. Tijdens een kort verhoor sloeg hij door.
Daarop verrichtte de politie huiszoekingen bij de executeur testamentair en bij De Bruin, die de verloofde van de stiefdochter was. Tijdens de huiszoekingen werden brieven gevonden, waaruit bleek dat Floor kortgeleden een testament had gemaakt waarbij hij zijn hele vermogen aan de verloofde van De Bruin vermaakte. Bij verdere naspeuring kwam echter aan het licht dat het testament vals was. De Bruin had zich bij de notaris voor Floor uitgegeven en een testament laten opstellen waarin hij zijn eigen verloofde tot enige erfgenaam benoemde. Na de dood van Floor hoopte De Bruin van zijn verloofde zijn deel van de buit te krijgen. Toen de feiten duidelijk werden, maakte De Bruin zich ijlings uit de voeten.
De burgemeester vaardigde een opsporingsbevel uit. Weldra kreeg hij bericht dat De Bruin in Den Bosch was gezien. Samen met de veldwachter en een Utrechtse rechercheur vertrok hij spoorslags naar Den Bosch, waar bleek dat De Bruin niet direct was herkend omdat hij zich vermomd had. Bij verdere navraag hoorden de achtervolgers dat De Bruin kort tevoren op de bus naar Nijmegen was gestapt. De rechercheur vorderde een motorfiets en achtervolgde de bus. Toen hij de bus inhaalde zag hij De Bruin niet in de bus zitten, maar hij bleef toch achter de bus rijden om de bestuurder bij de eerste stop te kunnen ondervragen. In Grave stapte de Bruin uit en even later werd hij in restaurant De Poort van Cleve gearresteerd.
De Bruin werd overgebracht naar Maartensdijk, waar men hem in het gemeentehuis urenlang ondervroeg. De burgemeester hoopte op een bekentenis maar de verdachte bleef ontkennen. Na vier dagen te zijn verhoord, werd De Bruin naar Utrecht gebracht voor verder onderzoek. Hier werd hij onderzocht door een zenuwarts. De zenuwarts concludeerde dat verdachte na het plegen van de misdaad krankzinnig was geworden. Dit betekende volgens de wet dat de zaak werd opgeschort zolang De Bruin krankzinnig was. De opschorting bleek voor onbepaalde tijd te zijn.
In de Tweede Kamer werden nog wel vragen gesteld aan de minister van Justitie over het optreden van de burgemeester: had hij de dader niet te hard aangepakt?
EvdV
U bevindt u op de Rondleiding Misdaad. Voor het vervolg klik HIER.
Literatuur:
Delpher, Algemeen Handelsblad, 09-05-1928
Delpher, Rotterdamsch Nieuwsblad, 22-05-1928
Delpher, Gooi- en Eemlander, 24-08-1928