Mr. Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer van Dubbeldam (1806-1872) was de echtgenoot van de Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen. Deze laatste erfde in 1854 Sandwijck en kreeg later ook Eijckenstein in bezit. De baron was een gelovig calvinist, die zich zeer inspande voor de kerk en de zending, ook onder slaven. Men ziet hem hier tijdens de aanbieding van een petitie aan koning Willem III op de binnenplaats van Paushuize te Utrecht, tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. (Schilderij van Nicolaas Pieneman, 1863, Centraal museum, Utrecht).
De welgestelde Van Boetzelaar bekleedde een reeks functies, zowel bij politieke besturen als bij charitatieve en religieuze instellingen. Tijdgenoten omschreven hem als een eenvoudig, idealistisch en oprecht mens. De baron werd hij in 1867, na de afschaffing van de slavernij in 1863, penningmeester van de ‘Commissie voor correspondentie voor de Maatschappij ter bevordering van het godsdienstig onderwijs onder de slaven en verdere heidensche bevolking in de kolonie Suriname’. Deze maatschappij was in 1832 opgericht met het doel om de slaven op de plantages door hernhutters godsdienstles te laten geven, opdat ze zich tot het christendom zouden bekeren. Door de slavernij in een christelijk kader te plaatsen, hoopten de aanzienlijken uit het koloniaal en kerkelijk bestuur, principiële kritiek op de slavernij voor te blijven. Toen Boetzelaer penningmeester werd, was de doelgroep slaven al bevrijd , maar hun bekering en die van de Surinaamse heidenen kennelijk nog niet naar tevredenheid bereikt.
We lezen over de opvattingen van dit gezelschap ten opzichte van de afschaffing slavernij in de ‘Handelingen‘ ervan uit 1842. De slavernij zou wel afgeschaft worden, verwachtte men, maar er moest rekening gehouden worden met het belang van de eigenaren en met uitzicht op succesvolle zending onder de ooit slaaf gemaakten. We lezen:
‘De zucht naar vrijheid is den mensch ingeschapen , en zouden dan de Slaven op onze plantaadjen niet een begeerig oog slaan op de voorregten , met welke zij hunne broeders in de landen , die hen omringen , begiftigd zien? Moeijelijk is zeker de beantwoording der vraag: wat, in dien toestand, naar billijkheid , in het belang van den Staat, van de planters en der menschheid , behoort verrigt te worden? Gelukkig zijn wij niet geroepen om dezelve te beantwoorden , maar mogen die aan de wijsheid der Hooge Regering over laten. Zeker is het echter , dat, bij de waarschijnlijkheid eener vroegere of latere emancipatie der Slaven in onze West-Indische volkplantingen , de aanwending van alle doelmatige middelen ter bevordering van hunne Godsdienstige verlichting en zedelijke beschaving is aan te prijzen , als waardoor in allen gevalle de vrees verminderd kan worden voor de nadeelige gevolgen eener zoo groote verandering’.
AD
Meer over Christiaan W.J. baron van Boetzelaer van Dubbeldam, inclusief litteratuur over hem, kan men lezen door HIER te klikken.
Als u meer wilt weten, lees dan het boek De Bilt en zijn slavernijverleden van Dick Berents en Anne Doedens. U kunt het voor € 13,50 kopen in de boekhandel of bestellen HIER.