Toen na de reformatie de kloosters afgebroken waren, ontstond voor de protestantse inwoners van De Bilt de behoefte aan een kerk. Pas in 1652 werd de hervormde Dorpskerk in de Dorpsstraat in gebruik genomen. Daarbij was ook een school gebouwd. Katholieken gingen elders naar de kerk.
Bij de overgang tot het protestantisme hadden de Staten van Utrecht en de ridderschap de gebouwen en landerijen van de kloosters in bezit genomen. Zij verkochten deze bezittingen omstreeks 16450 aan rijke inwoners van het Sticht, vooral burgers van Utrecht. Door de economische bloei van de Gouden Eeuw konden deze zich een landhuis op het platteland veroorloven. In de omgeving van De Bilt ontstonden op die manier tal van landgoederen, zoals Oostbroek, Koelenberg en Sandwijck.
Als een burger in een dorp eigenaar werd van het gerecht, dat wil zeggen de juridische bevoegdheid om daar te besturen en recht te spreken, kon hij zich ook ambachtsheer of ‘heer’ van zo’n nederzetting noemen. Vanaf 1744 tot 1848 waren de heren Van Ewijck ambachtsheer van het gerecht De Bilt en Oostbroek en benoemden zij daar de schout.
Tijdens de patriottentijd waren niet alleen in het opstandige Utrecht maar ook in De Bilt kritische geluiden te horen. In 1787 werd er in het dorp slag geleverd tussen stadhouderlijke troepen en de verdedigers van Utrecht. Kort daarna trok een Pruisisch leger de Republiek binnen en begaf zich naar Utrecht. In De Bilt werden patriotten verjaagd. Toen de Fransen in 1795 de Republiek bezet hadden, mochten de inwoners van De Bilt voor het eerst een eigen dorpsbestuur kiezen. Er woonden in het gerecht toen 181 gezinnen.
In de negentiende eeuw werden wegen aangelegd en oude wegen verbeterd; de Amersfoortseweg bijvoorbeeld en de Soestdijkseweg, waar vanaf 1826 tol mocht worden geheven. Ten noorden van het dorp bouwde men huizen langs de Hessenweg.
Door de ligging buiten de Utrechtse stadspoorten was De Bilt een plaats met diverse hotels. Aan het einde van de eeuw werd die traditie voortgezet door Hotel Poll en Hotel Nas. De ligging was ook gunstig voor de ontwikkeling van nijverheid zoals bedrijven die rijtuigen en later carrosserieën maakten.
Het personenvervoer langs de Steenstraat was aanvankelijk beperkt tot een diligencedienst. De bouw van het Station De Bilt in 1863 verbond het dorp met het spoorwegnet, maar het station was ver verwijderd van de dorpskern. Daar ontstond het villadorp dat later Bilthoven werd genoemd. Belangrijker was de aanleg van de Stichtse Tramway tussen Utrecht en Zeist, aanvankelijk een paardentram en later een elektrische tram.
Vanaf het einde van de negentiende eeuw nam de bevolking sterk toe. Enkele grootgrondbezitters waren niet meer in staat om een landhuis met landgoed te onderhouden en zij verkochten hun bezittingen. Zo kwamen panden beschikbaar voor bedrijven en grond voor woningbouw en parken voor recreatie. Jagtlust werd in 1932 in gebruik genomen als gemeentehuis.
In 1893 verkocht G.H.L. baron van Boetzelaer het landgoed Koelenberg, waar zowel de gebouwen van het K.N.M.I. als de villawijk het Kloosterpark werden gebouwd. Andere villawijken werden gebouwd in Bilthoven. De Bilt werd uitgebreid met nieuwe wijken zoals De Steenen Camer, Arenberg en het Heemstrakwartier. Baron C.W.T. van Boetzelaer stond een deel van zijn grond af voor het naar hem te noemen park. De aanleg van het park was een werkverschaffingsproject.
Hoewel Fort De Bilt gedeeltelijk op Biltse grond heeft gelegen, hoorde het eigenlijk bij Utrecht. Als extra ondersteuning van dit fort bouwde men tijdens de Eerste Wereldoorlog enkele kilometers naar het oosten de Werken van Griftenstein. Dit was een infanteriestelling met betonnen schuilplaatsen en kazematten. Het geheel was een onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De industrie van met name metaalwaren bloeide op. Onder invloed van het K.N.M.I. en de Utrechtse universiteit zette men bedrijven op die meetinstrumenten maakten zoals Laboratorium De Zeeuw en weegschalenfabriek Olland. Met name in Bilthoven groeide de industrie. Het is echter duidelijk dat de gemeente niet koos voor het scheppen van werkgelegenheid maar hechtte aan de identiteit van forensenplaats. Daardoor was er vaak geen ruimte voor uitbreiding en zagen de bedrijven zich genoodzaakt om weer uit het dorp vertrekken.
De Tweede Wereldoorlog en de bezetting lieten ook in De Bilt hun sporen achter. Burgemeester Van der Borch werd tijdelijk vervangen door de NSB’er Van Ravenswaay, die overigens in De Bilt omzichtiger optrad dan in Utrecht. De Duitsers traden wel hard op, met als gevolg inkwartiering en het wegvoeren van Joodse ingezetenen. Honger, bombardementen en de vervolging van verzetsmensen leidden tot het verlies van mensenlevens.
Ook na de oorlog bleef De Bilt een forensendorp, zodat bedrijven zich lange tijd minder welkom voelden. Voor de groeiende bevolking werden meer nieuwe wijken gebouwd. De Hessenweg werd in de jaren zestig ontwikkeld als winkelstraat.
Zowel de gemeente De Bilt als de gemeente Maartensdijk probeerden tientallen jaren te verhinderen dat ze door Utrecht werden opgeslokt. Op 1 januari 2001 werden de twee gemeenten samengevoegd tot de huidige gemeente De Bilt. Afbeelding bovenaan: de Dorpsstraat in 1788. (Collectie het Utrechts Archief)
DAB